Een paar uur voor aanvang van een concert liep Oskar Serti al te dwalen door de stad. Heel sterk voelde hij dan de lokroep van de muziek in zich opkomen. Hij zei bij zichzelf: Muziek heeft het vermogen om ieder die op het punt staat haar te ontmoeten, te doorstralen met innerlijk licht. Ik weet zeker dat ik in de menigte met één oogopslag de mensen herken die op weg zijn naar het concert van vanavond.
De daad bij de gedachte voegend begon hij dan, in welk deel van de stad hij zich op dat moment ook bevond, iemand te volgen van wie hij overtuigd was dat hij of zij naar het concert ging.
Soms eindigde hij dan op het moment dat hij in de zaal had moeten zitten in een rokerig café, of in een duister park.
Ik ben geen echte liefhebber, dacht Oskar Serti bij zichzelf. En jaloers keek hij naar degene die hij achterna was gelopen. Sommige mensen beleven de muziek zo sterk van binnen dat ze niet eens naar een concert hoeven gaan. De muziek gaat overal met hen mee, zelfs naar de meest obscure plaatsen.
Gezeten op een wankele barkruk of een ijskoud bankje deed hij dan net alsof hij met zijn voet de maat tikte, opdat niemand zou merken hoezeer het hem speet dat hij niet in de concertzaal zat.